daslist
Tot de 10de generatie.
Henry der Kinderen, geboren op 29 maart 1616, Amsterdam, gedoopt op 16 april 1616, Amsterdam, Engelse Kerk, gestorven in 1652 (leeftijd bij overlijden: 36 jaar oud), Beeldhouwer [Bron 1]
...
gehuwd op 22 september 1638, Amsterdam, Engelse Kerk, met ...
...
Mary Allen, geboren in november 1617, Utrecht, gestorven op 30 juni 1661, Amsterdam (leeftijd bij overlijden: 43 jaar oud) [Bron 2]
...
dochter van Thomas Allen en
Margriet Passoneage
, hieruit :
Totaal : 72 personen, (echtgenoten weggelaten = 38)
besteed op het goudsmeden bij Pieter Baggelaer 1652, naar Keulen 1663, poorter van Amsterdam als goudsmid 20.5.1664 (wordt bij veiling van zijn huis 14.1.1683 juwelier genoemd), koster Engelse Kerk 7.9.1678, lidmaat Engelse Kerk 8.10.1678, Herengracht 1664, Taksteeg 1665, Zandstraat 1666, N.Z. Achterburgwal 1668 en 1669, Voetboogstraat 1677, Spui 1683, Handboogstraat, daar de Kinderen in de Gloyende Oven in de gevel staat, 1689 tot dood
In 1663 werd hij poorter van Amsterdam
Stierf "in de kraam"
Gerbrech Ernst (‘Dese hadt mijn vader eerst gevrijt, maer sij kon doen nog niet resolveeren’)
Stierf in de kraam onder meesters handen,
begr. Zuiderkerk Amsterdam 27.3.1666, geb. Haselunne 1638/39, dochter van Ernst Pols en Gerbrech Elders,
PietertieRaarda,geb.Leeuwarden 1641 testament methaar man 7.5.1667voor notaris van Born
dochter van Franciscus Raarda, afgezet predikant en Trijn Jans (Voogelesang)
besteed op het goudsmeden bij zijn vader 1679, lidmaat Herv. Kerk juni 1690, leertijd Engeland 1691/92, poorter als goudsmid 12.6.1697, op verzoek van dominee Woodward lidmaat van Engelse Kerk 12.4.1699, makelaar in juwelen 1702, bedankt 1723 voor benoeming tot diaken van de Engels Kerk.
Auteur van de Genealogie van de familie der Kinderen, geschreven 1723-1727 (zie extra info familie der Kinderen)
VI Franciscus der Kinderen, geb. 29, ged. Westerkerk Amsterdam 30.5.1667, besteed op het goudsmeden bij zijn vader 1679, lidmaat Herv. Kerk juni 1690, leertijd Engeland 1691/92, poorter als goud-smid 12.6.1697, op verzoek van dominee Woodward lidmaat van Engelse Kerk 12.4.1699, makelaar in juwelen 1702, bedankt 1723 voor benoeming tot diaken van de Engels Kerk, st. 4/5, begr. Nederhorst den Berg 10.10.1737, tr. 1. Nieuwe Kerk Amsterdam 25.5.1694 (ondertr. 1.5) Susanna van der Eyke, geb. 5, ged. Hooglandse Kerk Leiden 7.7.1665, test. samen met haar man voor not. D. Doornick 30.8.1695, st. 7, begr. E.K. Amsterdam 11.8.1719 (3de kl.), dochter van Johannes van der Eyke, notaris en eerste klerk van justitie te Leiden, en Jacomijntje van de Kellenaar, tr. 2 E.K. Amsterdam 6.11.1729 (ondertr. 14.10) Christina Nunninks, geb. Wesel, lidmaat Ev. Luth. Gemeente, st. 14, begr. Oude Lutherse Kerk Amsterdam 19.4.1735 (1st kl.), weduwe van Jan Groenmeyer, kastelein in de Munt en later rentenier.
2 eerste jaren opgevoed met warme geitenmelk, ‘heeft van sijn leven seer veel siek geweest, en menigmael nae uyterlijke schijn aen sijn eynde, hij was wel 9 jaer eer hij de kae kost seggen, want alle woorde daer de kaa in quam liet hij er 159de kaa of. Ick had noyt gedagt, dat hij sijn tong tot sijn wil souw gehadt hebben. Ick heb 2 mael nae sijn tonglaete sien, of hijwel van de tong riemmoestgesnedenwerden ’ lidmaat Eng . Kerk , gildelid 31.6.1722, poorter als juwelier 25.7.1722, attestatie voor Herv. Kerk 1723 en daar diaken, Singel over Appelmarkt 1721, Singel tussen Luth. Kerk en Heisteeg 1722, Keizersgracht tussen Hartenstraat en sluis Wester- markt, waar de Lindeboom in de gevel staat, 1724, met zijn vader in compagnie als koopman in juwelen (reeds 12.12.1726 proc. not. Wiselius), akte van nieuw compagnieschap 27.8.1727 not. P. van den Ende, opheffing compagnieschap 25.10.1729 not. Wiselius, desolate boedelskamer 5.4.1738, st. 15.10.1763, tr. Leiden Hoogl. Kerk 14.12.1721 (ondertr. Amsterdam 21.11) Maria Huygens, geb. Leiden 56.1701, st. 1752, dochter van Christiaan Huygens.
Valt op de arm van zijn moeder van de trap tussen kakstoel en tobbe, zo ziek in 1700 dat ze menen dat hij dood is en al ‘een schoon hemt kregen’ om hem aan te trekken,
besteed op het goudsmeden bij Teunis Loman in 1710, wegens ruzie met diens vrouw besteed bij Daniel Pero,
bij gilde ingeschreven als leerling 1713, op aandringen van John Michell, kassier van de heren Chitty en zonen, door Pero ondanks contrakt van 3 jaar in 1714 ontslagen en op kantoor bij Mathew Chitty, diens schoonzonen Hugh St. Quintin en Huygens, na de dood van Chitty in 1714 bij Huygens en Hotham,
weer besteed voor 6 jaar, waarvoor hij f 1500,- zou genieten,
1 mei 1719, ze ontslaan hem om in compagnie met Emanuel te gaan handelen
januari 1721, opheffing compagnie John en Emanuel der Kinderen & 1738,1742 ommenijhouder, Herengracht bij Brouwers- gracht 1727, Keizersgracht 1736, N.Z. Achterburgwal 1742 (get. op inkomen vanf 2000,-) en 1743,lidmaat Eng. Kerk april 1719 (nog lidmaat in 1728, niet meer in 1745), bewijs aan 3 kinderen van ieder fl500,- voor notaris Wiselius 27.1.1742, vermoedelijk vertrokken uit Amsterdam tussen 1742 en 1745,st. Hattem 27.5, begr. kerk aldaar 2.6.1772 (nalatenschap door zijn zoon Floris uit genegenheid voor zijn stiefmoeder gerenuncieerd not. C. van Homrich 18.6.1772),
tr. 1. Nieuwe kerk Amsterdam 20.2. 1725 (ondertr. 2.2) Anna Maria van Nosch, ged. Amstelkerk Amsterdam 3.8.1704, test. nat. Angelkot 11.8.1727, st. 11, begr. E.K. Amsterdam 17.1.1736 (4de klasse), dochter vanFloris vanNosch en Anthonia Grel, tr. 2. E.K. Amsterdam 17.2.1743 (ondertr. 1.2) Johanna de Jong, geb. Amsterdam, st. na 18.6.1772, weduwe van Daniel Ronsieres
Stierf kinderloos
besteed voor 2 jaar bij notaris Valckenburg 1712, voor afloop weggenomen en op aanraden van Gijsbert Koodt (getr. met Maria van de Kellenaar) op kantoor van David Oker, waar die 17 jaar boekhouder was en daarna portie in de negotie had, 14.1.1714 tegen borgstelling van Frans vanf 5000,-, die nooit opgevraagd werd, besteed voor 5 jaar, verlengd 1719 voor 2 jaar met verering vanf 150,-, ‘1721 den 14 janunary vroeg mijn de Heer Oker, hoe zulle wij het nu hebben, U soons tijt is nu weer om. Ik antwoorde dat ik mijn Heer aen sijn woordt hiel en dat ik daer oock niet aen en twijffelde. Wel aen gaf mijn tot antwoordt, laet hij aen alle mijn correspondente schrijven (ik sal se beantwoorde) want ik wor out en mag de negotie soo soeties laete sacke, waervoor ik hem hertelijk bedankte. Maer nu dunkt mijn best te zijn, dat zijn broeder John met hem in compangie dee, want de Buyttelanders dat liever hebbe. Ik sij, mijn Heer ik weet niet of dat wel gelukke sal, want hij daer nog enige jaere gaen moet. Proobeerdt het maer, sij hij, gelijk ik dee. Ik ging dan bij de heere Huygens en Hodham, die hem ontsloegen, dog het ging niet al te mackelijk, soo dat se nu saemen doen in compangie. Godt den Heer verleene daertoe Sijne Zeegen. Voor de 2 laeste jaere gaf mijn Hr. Oker aen mijn soonf 550,- en om dat mijn soon nog een maend of 3 quam gaf hij hem nog f lOO,- guldens’, blijkens protocol not. Barels f 1738 opheffing compagnie, Leliegracht tussen Keizers- en Prinsengracht 1721, Leliegracht 1728, Prinsengracht 1742 (get. inkomen f2000,-), Keizersgracht bij Vijzelstraat 1767,1771 en 1774, lidmaat Herv. Kerk 1719, huw. voorw. not.Baars 4.1.1725, test. not. C. van Homrigh 15.5.1767, inventarissen voor idem 23.3.1771 en 12.4.1776,st. 3, begr. Oude Kerk 9.12.1774 (lste klasse), tr. Nieuwe Kerk Amsterdam 24.1.1725 (ondertr. 5.1) Maria Michell, geb. 12, ged. Westerkerk Amsterdam 14.6.1697, st. 29.12.1770, begr. Oude Kerk Amsterdam 4.1.1771 (lste klasse), dochter van Johannes Michell, goudsmid en kassier, en Christina Duisberg.
(8.3.1726 werd het galjoot, dat John en Emanuel der Kinderen met Emanuels zwager, Jan Peterse, en schipper Hemme te Bolsward hadden laten bouwen, na haar de Jonge Susanna genoemd, welk galjoot met schipper Hemme Tjerk op de tweede reis, naar Stettin, voor de Jutse kust op 22.9.1726 verongelukt
student Harderwijk 1.4.1749, meester in de rechten, vermoedelijk vertrokken naar Oost Indië, st. vóór 15.5.176
Christina der Kinderen was in tegenstelling tot haar vader als enige van alle kleinkinderen en als laatste der Kinderen weer lid van de Engelse gemeente ge- worden. Zij was op 5 juli 1731 geboren en trouwde op 12 augustus 1764 in de Engelse kerk met Mr. Adriaan Roelans. Na haar huwelijk werd zij in het lidmaten- register van de Engelse kerk naar Den Haag afgeschreven. Vermoedelijk kwam zij in 1776 in bezit van het manuscript van haar grootvader en verhuisde dat toen naar Utrecht. Mogelijk is echter ook, dat het bij haar vader, Emanuel, was gekomen en na diens dood in 1774 bij de enige kleinzoon Frans Johan Carel Roelans, die de hele bibliotheek van zijn grootvader gelegateerd kreeg. Zijn dochter, Adriana Christina Roelans, trouwde in 1838 met Johan Willem Birnie en zo verhuisde het handschrift naar Deventer. Daar lag het op zolder van een oud familiehuis aan de Welle, toen de laatste dochter Birnie in de twintiger jaren stierf. Haar zuster Johanna Adriana was met Willem van der Lee getrouwd. Hun zoon Nicolaas Johannes werd in 1868 geboren. Een zoon uit zijn huwelijk met Margaretha Johanna Carolina Hartjens erfde het manuscript. Zo berust het ‘Geslagtregister’, dat Frans der Kinderen samenstelde, thans nog bij een nakome- ling, Ir. W. van der Lee, te Schipborg in Drenthe.
John der Kinderen, aan wie het manuscript was gelegateerd, kreeg het in ieder geval niet. Hij overleed in 1772 in Hattem en in dat jaar stelde hij een eigen stam- boom samen, die thans nog bewaard is bij de laatste afstammeling der Kinderen in Bussum. Die bezit ook het familie-archief der Kinderen, maar de stukken gaan niet verder terug dan de jaren van de bovengenoemde John of Johannes en be- 154treffen vaak de ingetrouwde families. Het wapen van de abt blijkt een grote ver- andering te hebben ondergaan : het is anders gedeeld, de drie rozen zijn eerst veranderd in drie bollen, later in drie tulpen, en de griffioen heeft een ploeg onder zich gekregen. Misschien staat die nog wel in verband met de tekening van de aanvaarde ploeg, die Frans der Kinderen in zijn manuscript opnam bij de beschrij- ving van zijn huwelijk.
Mr. Adriaan Roelans, geb. ‘s Gravenhage 9.7.1729, advocaat en consulent van de raad der domeinen van de Prins van Oranje in den Haag, raadsheer in het 160Hof Provinciaal te Utrecht, st. Utrecht 13.9.1786, zoon van Frans Carel Roelans, kapitein ter zee, en Johanna Antonia Mollerus.
Christina der Kinderen was in tegenstelling tot haar vader als enige van alle kleinkinderen en als laatste der Kinderen weer lid van de Engelse gemeente ge- worden. Zij was op 5 juli 1731 geboren en trouwde op 12 augustus 1764 in de Engelse kerk met Mr. Adriaan Roelans. Na haar huwelijk werd zij in het lidmaten- register van de Engelse kerk naar Den Haag afgeschreven. Vermoedelijk kwam zij in 1776 in bezit van het manuscript van haar grootvader en verhuisde dat toen naar Utrecht. Mogelijk is echter ook, dat het bij haar vader, Emanuel, was gekomen en na diens dood in 1774 bij de enige kleinzoon Frans Johan Carel Roelans, die de hele bibliotheek van zijn grootvader gelegateerd kreeg. Zijn dochter, Adriana Christina Roelans, trouwde in 1838 met Johan Willem Birnie en zo verhuisde het handschrift naar Deventer. Daar lag het op zolder van een oud familiehuis aan de Welle, toen de laatste dochter Birnie in de twintiger jaren stierf. Haar zuster Johanna Adriana was met Willem van der Lee getrouwd. Hun zoon Nicolaas Johannes werd in 1868 geboren. Een zoon uit zijn huwelijk met Margaretha Johanna Carolina Hartjens erfde het manuscript. Zo berust het ‘Geslagtregister’, dat Frans der Kinderen samenstelde, thans nog bij een nakome- ling, Ir. W. van der Lee, te Schipborg in Drenthe.
1713 Augustus heb ick Jacob besteedt opt dyamantsnijde bij Egberdt le Feber, opt aenraeden van de Hr. Blanck, maer heb naderhandt bevonden dat het een groote prul was’, ‘ 1715 den 29 april wier ick onbooden bij den Heer Abraham van der Vinkt en sijn vrouws suster Helena Brouwer, die met hem in compangie dee, die mijn vroeg of ick oock genegenthijdt hadt om mijn soon Jacob bij haer opt kantoir te doen. Ick sij dat ick hem op het dyamandtsnijden gedaen hadt en dat ick hem daer sou laeten op blijven en dat ick ai 2 soons op kantoire hadt en dat ick haer bijde hertelijk bedanckte, en daermee was het voor die rijs gedaen, maer een week of 3 daer nae quam hij mijn op de Buers het weer vrage, hetwelke ick weer ofsloeg. Eenicge tijt daernae wierdt ick met mijn vrouw daer versogt en doen quam het weeder te horde en seyden mijn dat van haer vrinden haer versogten om op haer cantoir te sijn, maer dat se liever mijn soon als een ander hebben wilde, maer mijn vrouw had daer geen sin in, maer Jfr. Brouwer hiel soo sterk sen, dat se mijn en mijn vrouw overhaelde, wand sij groote genegenthijt voor ons en mijn soon hadt, gelijk sij soo lang sij leefde betoondt heeft. Doen heb ick hem van zijn meester los gemaeckt en bij haer lieden besteedt.‘, ziek aan de kinderpokken bij zijn patroon 1718, Van der Vinckt weigert hem een portie in de negotie te geven 5 juni 1722, ‘contrarie als hij altijt belooft hadt. Ik presenteerde hem dat indien hij maer mogt in compagnie schrijven, dat ik hem dan nog een jaer of 3 voor niet sou laete blijven, maer dat wilde hij ook niet toestaen. Doen sij ik tegens hem, dan werdt het hoog tijt dat hij tuys komt. Doen vroeg ik hem of mijn soon hem trouw gedient hadt en gaf mijn tot antwoordt van Ja. Ik vroeg hem verder of mijn soon hem ook iets ontvreemt hadt en sij van Neen.Doensij ik tegens mijn soon in sijn patroons presentie,gij sult vanavondt tuys koomen, gelijk hij dee, en ik sij tegens sijn patroon, dan wens ik u goeden avont, en ging met mijn outste soon die daer bij was naa huys, soodat die groote belofte die hij nog kortelings vernuwt hadt op niet uytliepen’. ‘Daegs daeraen sij ik tegens mijn soon, leegloope moet de boodtschap hier niet weesen, siet of gij daeromtrent een kelder kan krijgen en koopt olie en traen en begindt u negootie, gel i j k h i j d e e , e n d a e r w i e r t h e m voordt e e n k e l d e r o p g e d r a e g e o p d e z e l f d e b u r g h w a l v a n s i j n p a t r o o n o n d e r de Roomse kerk, daer hij sijn negootie in begonne heeft sijnde den 1 julij‘., verhuist 1723 naar huis op dezelfde burgwal, 3de van de Lijnbaansteeg, en neemt zijn broers Emanuel en John in huis, april 1726 12 huizen verderop, daar waar de Walvis in de gevel staat, voorf20.000,- koopt hij huis N.Z. Voorburgwal tegenover de Nieuwstraat 11.7.1736, 1742 aldaar als oliekoper get. op inkomen vanf 3500,-,woont hier tot zijn dood, poorter als oliekoper 19.8.1727, st. 26.4, begr. Nieuwe Kerk Amsterdam 2.5.1766 (lste klasse),
reis naar Engeland 18.3.1727-16.9.1727, volgens zijn vader ‘in den strikke van den Zatan’, 19.10.1729 in het buitenland, st. vóór 20.9.1733.
het schoonste kindt dat mijn vader oyt gehadt heeft, maer doen hij 11/, jaer out was, viel de meyt die hem op den arm droeg van de trappen, waardoorhij onder de tong en in de harsens gequest was, waerdoor hij stom, lam en simpel wier
Bleef ongehuwd, zij was huishoudster bij haar broer Frans en hielp hem met het schrijven van de stamboom. Na de verhuizing van Frans naar Nederhorst trekt zij bij haar zwager Farret in
‘Hij was een goutsmidt en is van der jeugt of aen met de steen gequelt geweest. Doen Freere Jaques uyt Frankrijk hier in de stadt was, die heeft hem doen gesondeert, maer oordeelde dat hij doen nog geen noodt hadt, maer hij is 1709 van de steen gesneeden door Gomaris van Bortele, sijnde doen 17 jaarr, in de tegenwoordighijt van Dr. Sermes en de overluyde van het chirugijnsgilt en nog eeniege andere vreemde heeren, die ick niet en kon. De steen woog 1 ons, 2 engels, hebbende dit fatsoen, en omtrent sulke coleur, ruyg en gespikkelt of het puymsteen was, maer daer was voor wadt afgebrooke. Hij ging seer cordaet legge om gesnede te werden. Soo als hij sou gesnede werde, was ick bij hem. Mijn vader en mijn moeder waere in mijn huys soo lang gegaan. Maer mijn ouste suster Maria bleef alleen in huys. Ick was van zints om daer oock gebleve te hebben. Maer doen het alles gereet was, sij de Meester tegens mijn, wij sijn nu gereet, het was beter, oordeel ick, dat uE. oock wegging. Soo omhelsde hij mijn en nam afschijt van mijn, en sij, Broeder nu sal ick uE misschien noyt weer sien, vaert wel in der Eeuwighijt, waerdoor ick seer ontdaen en ontroerdt wierdt, dog hij wist daer niet van, en was heel welgemoet. Doen hij gesneden was, quam ick weer voort bij hem. Ick vroeg, hoe hij voer. Heel wel, antwoorde hij mijn, maer sij tegens mijn, laet mijn nu rijs sien mijn Vijandt, die mijn altijt soo gequelt heeft en ick gaf se hem in sijn handt en bekeek se heel naukeurig en hij sij, dat de pijn van het snijde soo groot niet was, als hij daer wel pijn voor desen sen gehadt hadt.’
Op uw Geneanet boom trof ik aan Benjamin der Kinderen, zoon van Benjamin en Helena Willijns. Benjamin is overleden op 25 maart 1812 in Amsterdam. De overlijdensacte vermeldt dat hij ongehuwd is, op gezag van Benjamin’s oom van moederszijde.
Maar, op 25 april 1821 huwt Jacob Muller met Johanna Eickma, en nu komt het: Johanna is vlg de huwelijksacte de weduwe van Benjamin der Kinderen. De huwelijkse bijlagen geven als overlijdensdatum van Benjamin ook 25 maart 1812 aan, zodat het niet om een andere Benjamin gaat.
Vraag dus: was Benjamin toch gehuwd? Het huwelijk is niet in Rotterdam of Amsterdam gesloten, maar Johanna’s vader woonde in Zeeland, zodat het huwelijk ook daar gesloten kan zijn. Maar niet gevonden.
Henk Maazen
Op uw Geneanet boom trof ik aan Benjamin der Kinderen, zoon van Benjamin en Helena Willijns. Benjamin is overleden op 25 maart 1812 in Amsterdam. De overlijdensacte vermeldt dat hij ongehuwd is, op gezag van Benjamin’s oom van moederszijde. Maar, op 25 april 1821 huwt Jacob Muller met Johanna Eickma, en nu komt het: Johanna is vlg de huwelijksacte de weduwe van Benjamin der Kinderen. De huwelijkse bijlagen geven als overlijdensdatum van Benjamin ook 25 maart 1812 aan, zodat het niet om een andere Benjamin gaat. Vraag dus: was Benjamin toch gehuwd? Het huwelijk is niet in Rotterdam of Amsterdam gesloten, maar Johanna’s vader woonde in Zeeland, zodat het huwelijk ook daar gesloten kan zijn. Maar niet gevonden.
Henk Maazen
Voer met het schip Groot Benveld naar Guinnee